Nijverheid:
Erfgoed:
Bouwmateriaal in de middeleeuwen:
Tot en met de Xe eeuw schijnt voor het hout als bouwmateriaal in de Nederlanden een bijna volkomen alleenheerschappij weggelegd. Voor de landlijke bouwkunst en voor stedelijke woningbouw domineert het hout als bouwmateriaal nagenoeg overal in onze gewesten gedurende gans de middeleeuwen. Indien eik naar zijn bijzondere waardesteeds geschat was, werden toch talrijke andere houtsoorten eveneens, alhoewel gewoonlijk minder, aangewend, zoals den, olm, populier, beuk, linde enz. Vanzelfsprekend gebruikten de middeleeuwse bouwers steeds zoveel mogelijk het ter plaatse voorhanden zijnde hout. Zij aarzelden niet afbraakmaterialen aan te wenden. In een IXe eeuwse woning in Antwerpen werden in de zijwanden van een houten huis een deel van een kapgebint van een ouder gebouw en huidplanken van een schip verwerkt.
Doch de middeleeuwse bouwer haalde ook hout uit de bossen gelegen nabij de bouwplaats. Reeds vroeg zal echter aan het tekort aan inlands hout, door de steeds talrijke ontbossing van onze gewesten, voldaan worden door het aanvoeren van vreemd hout.
Vermoedelijk in de IXe eeuw brachten Friese kooplui uit de Elzas hout mee op de terugreis. In XIe en XIIe eeuw gingen houtvlotten voorbij Koblenz Rijnafwaarts. Eigenaardige stukken van zeer verschillende afmetingen waren veeal afkomstig uit Westfalen, en kosten meer dan de rechte.
Zij vonden gretig gebruik in de scheepbouwkunst en in de houten gewelven van de kerkelijke en profane bouwkunst tijdens de middeleeuwen in onze gewesten.
Tot de oudste voorbeelden van dakconstructies in de Nederlanden waarbij "krommen" gebruikt werden behoren de ziekenzalen van het Sint-Janshospitaal te Brugge
( vermoedelijk 1200) en van het Bijlokehospitaal te Gent (XIIIe eeuw).
De Baksteen:
Een belangrijke plaats in de architectuurgeschiedenis van de Nederlanden neemt serdert ca. 1200 de "baksteen" in.
Vooral de gebieden arm aan natuursteen, werd er veel gebruik van gemaakt, als een duurzamer materiaal ter vervanging van het steeds zeldzamer wordend hout, waaraan trouwens een niet te onderschatten brandgevaar vooral in de steden, verbonden was.
De baksteen was oorspronkelijk handarbeid.
De vormen waren niet al te gaaf, en aan de bakstenen te zien waren er ook sporen te zien van kinderhanden die de klei in de vormen moesten deponeren.
Tot en met de Xe eeuw schijnt voor het hout als bouwmateriaal in de Nederlanden een bijna volkomen alleenheerschappij weggelegd. Voor de landlijke bouwkunst en voor stedelijke woningbouw domineert het hout als bouwmateriaal nagenoeg overal in onze gewesten gedurende gans de middeleeuwen. Indien eik naar zijn bijzondere waardesteeds geschat was, werden toch talrijke andere houtsoorten eveneens, alhoewel gewoonlijk minder, aangewend, zoals den, olm, populier, beuk, linde enz. Vanzelfsprekend gebruikten de middeleeuwse bouwers steeds zoveel mogelijk het ter plaatse voorhanden zijnde hout. Zij aarzelden niet afbraakmaterialen aan te wenden. In een IXe eeuwse woning in Antwerpen werden in de zijwanden van een houten huis een deel van een kapgebint van een ouder gebouw en huidplanken van een schip verwerkt.
Doch de middeleeuwse bouwer haalde ook hout uit de bossen gelegen nabij de bouwplaats. Reeds vroeg zal echter aan het tekort aan inlands hout, door de steeds talrijke ontbossing van onze gewesten, voldaan worden door het aanvoeren van vreemd hout.
Vermoedelijk in de IXe eeuw brachten Friese kooplui uit de Elzas hout mee op de terugreis. In XIe en XIIe eeuw gingen houtvlotten voorbij Koblenz Rijnafwaarts. Eigenaardige stukken van zeer verschillende afmetingen waren veeal afkomstig uit Westfalen, en kosten meer dan de rechte.
Zij vonden gretig gebruik in de scheepbouwkunst en in de houten gewelven van de kerkelijke en profane bouwkunst tijdens de middeleeuwen in onze gewesten.
Tot de oudste voorbeelden van dakconstructies in de Nederlanden waarbij "krommen" gebruikt werden behoren de ziekenzalen van het Sint-Janshospitaal te Brugge
( vermoedelijk 1200) en van het Bijlokehospitaal te Gent (XIIIe eeuw).
De Baksteen:
Een belangrijke plaats in de architectuurgeschiedenis van de Nederlanden neemt serdert ca. 1200 de "baksteen" in.
Vooral de gebieden arm aan natuursteen, werd er veel gebruik van gemaakt, als een duurzamer materiaal ter vervanging van het steeds zeldzamer wordend hout, waaraan trouwens een niet te onderschatten brandgevaar vooral in de steden, verbonden was.
De baksteen was oorspronkelijk handarbeid.
De vormen waren niet al te gaaf, en aan de bakstenen te zien waren er ook sporen te zien van kinderhanden die de klei in de vormen moesten deponeren.