Nijverheid:
Erfgoed:
Oorderen-Ordam was gelegen waar zich thans het sluizencomplex Van Cauwelaert- en Boudewijnsluis bevindt.
Dit polderdorp moest " net als Wilmarsdonk" wijken door de uitbreiding van de haven van Antwerpen en de oprukkende industrie.
In 1958-1959 werden de eerste werken gestart: de Oorderse dijk wordt als eerste gesloopt; daarna komen de huizen en boerderijen aan de beurt.
Op 17 december 1965 vertrekt de laatste bewoner uit de dorpskom: Ludovicus Tijsmans, Van der Venstraat 35.
De Berghoeve was één van de merkwaardigste boerderijen van het verdwenen dorp.
Zij werd integraal overgebracht naar het openluchtmuseum te Bokrijk.
De Polderschuur is 28 gemeten (*) groot, 104 roeden waterlandse maat (*) van 900 roeden in het bunder (*). Het grondvlak meet 32,3 m op 19,5 m. (*) gemet = 4479 m²
(*) 300 roeden = 1 gemet
(*) 1 bunder = 1 ha
De verklaring van de naam Berghoeve komt omdat de hoeve gelegen was op een bodemverhevenheid.
In ons vlakke polderlandschap noemen de bewoners elke hoogte een berg.
Van de Berghoeve tot aan de kerk van Oorderen stijgt de bodem met ongeveer vier rmeter.
De Berghoeve stond buiten de beschutting van de dijken op een duidelijk merkbaar verhevenheid, een berg.
De monnumentale schuur stond iets lager.
De statige polderschuren van de Antwerpse polder, die onder één rieten dak schuur en stallen verenigen , werden niet vroeger gebouwd dan de 18de eeuw, en de meeste stammen uit de eerste helft van de 19de eeuw.
Nog in het begin van de 18de eeuw schijnen de boerderijen in de Antwerpse polder tamelijk sober te zijn en de landbouw niet bijster bloeiend.
De gebouwen behoorden aan de pachter toe, die ze gebeurlijk zelf moest optimmeren en ze tegen prijzij moest overlaten aan zijn opvolgers.
Waarschijnlijk was de stolphoeve aldaar een gevestigd type, daar dit de goedkoopste was.
Wanneer in de tweede helft van de 18de eeuw de hofsteden aldaar herbouwd werden door de grondeigenaar zelf, en wel inbaksteen (wellicht samenhangend meteen opbloei van de landbouw in deze streek), behield men wel het stoltype, maar bouwde alleszins ruimer en fraaier (misschien volgens het model van de Hollandse boerderijen uit het Noordbrabandse poldergebied).
Hieruit kunnen we besluiten dat de grote polderschuren uit de Antwerpse polders van een apart type zijn.
Ir Paul Lindemans
Geschiedenis van de landbouw in Belgie
De uitbreidingswerken van de Antwerpse haven en de daaraan verbonden nijverheden hebben eind maart 1965 definitief het lot beslecht van de eeuwenoude polderhoeve, gelegen Van den Venstraat 50 te Oorderen.
De laatste eigenaar Petrus Van Alsenoy die er geboren is op 1 februari 1907 moest de hoeve eind 1963 verlaten.
De schuur is volledig in eik opgetrokken ,het bouwjaar is 1766 maar kan ook nog enkele tientalle jaren vroeger zijn.
De schuur is vierbeukig.
De zij beuken zijn symmetrisch maar de twee middenbeuken zijn ongelijk:de kleine beuk bevat de dorsvloer.
Achteraan de stallen (koe- en paardestallen) is het knechtenkamertje.
Vooraan de tas is links (in zijbeuk) een houtkot met ernaast (in hoofdbeuk) een kafkot, en achteraan, tegen de achterste schuurwand, de piezer of graanopslagplaats.
De piezer heeft de laatste boer, noch zijn vader niet meer voor graan gebruikt.
De grootvader nog wel, en toen omvatte de hoeve ongeveer 150 Ha met 8 koppelpaarden.
In vroegere tijden werd de paardenstal tot schaapstal ingericht. De kudde opmvatte 200 stuks.
In de piezer werden eikels opgeslagen voor schapenvoer. Dit waren eikels van de inlandse eik: vruchten van de Amerikaanse eik werden door de schapen niet gegeten wegens het scherpe puntje eraan.
Bij de onteigening omvatte de Berghoef nog 30 Ha, waarvan 2/3 grasland en 1/3 voor labeur (tarwwe, aardappelen,haver,gerst, groene erwten voor de fabrieken).
De veestapel omvatte dan een vijtigtal stuks, te weten 10 à 12 koeien een tiental kalveren en de rest vetvee dat gekocht werd in de Ardennen.
Jef Van Alsenoy heeft nog met vier paarden gewerkt.