Polderblues.be

Leven, wonen en werken in het Waasland

 

 

Enkele boerderijen van het erfgoed van de gemeente kruibeke.



Zogenaamd "Hoeve Meirsman" met woonhuis en recente stallen ten zuidwesten ervan.
Ruim begraasd en beboomd voorerf met typisch Mariakapelletje aan de linde naast het ingangshek. Woonhuis van 1509 (literatuur); zeven traveeën onder zadeldak (nok parallel aan de straat, riet) voorzien van twee dakvensters met rechthoekig zolderluik. Verankerde baksteenbouw met gewitte voorgevel (op het zuiden) op geschilderde plint. Beluikte en getraliede zandstenen kruiskozijnen en een kloosterkozijn, alle met geprofileerde tussendorpel, asymmetrisch in de gevel ingeplant. Rechthoekige deur met geprofileerde bovendorpel op consooltjes; bolkozijn met dito dorpel als bovenlicht.
  • DE GROODT A., De oude hoeven in het Land van Waas, 1955, Antwerpen, p. 25.




:

 

Het Floeren Hoefke aan de Beverenstraat te Kruibeke. Pas enkele jaren geleden werd dit prachtig voorbeeld van een Wase hoeve afgebroken en vervangen door nieuwbouw. De grote soberheid en tegelijkertijd de harmonie van hoog- en laagbouw, met een rieten dak, maakten van dit gebouw een unicum. De elegante en grote kruisvensters met de zwaar getraliede ondervakken en de sober geprofileerde vensterlijsten staan in verhouding tot de gevelvlakken. Op het dak een kapraam met gepast zolderdeurtje, een uilengat erboven en een mollig afgeronde vorst.
Op deze foto is het schelfgat boven de deur reeds verdwenen. De dubbele schoorsteen bedient het hele huis. In de zware eiken moerbalk van de zoldering zaten grote haken, waaraan runderkwartieren werden opgehangen na de slachting. De zoldervloer was, .zoals het een Wase hoeve past, belegd met kleine, oude rode tegels. Kruibeke telt nog enkele zestiende-eeuwse hoevetjes zoals dit. Er moet over gewaakt worden dat zij het slechte voorbeeld van het Floeren Hoefke niet volgen.
Archiefbeelden Kruibeke, Bazel, Rupelmonde
Peter De Wilde

Deze hoeve behoord ten volle tot het Waaslandse type, niettegenstaande de ongewone gevelproporties en het tweevoudig dak.
Het is een voorbeeld van een werkelijk schone bewoning.
Het „floeren hoefje" noemen, dwingt onze bewondering af wegens haar voortreffelijke gaafheid en de sobere harmonie van de verhoudingen tussen de uitzonderlijk hoge gevel en het rieten dak. De elegante en grote kruisvensters met de zwaar getraliede ondervakken, de sereen kalme ruitverdeling der bovenvakken, en de sober geprofileerde vensterlijsten, zijn ritmisch verbonden met het kleinere gelijkvormige venstertje, dat uiterst rechts in de kleine gevel is aangebracht en aldus de eenheid van de twee gevels bezegelt. Het verschil in afmetingen tussen het kleine en de grotere vensters staat in rechtstreekse verhouding tot de twee gevelgedeelten.
De sobere lijn van de geprofileerde stenen waterlijst boven de vensters beklemtoont het ritmische van penanten en vensterpennoen, onder de rustige gestrektheid van dak en bovenbouw.
Het geeft tevens aan dit gebouwtje een grote waardigheid, terwijl de geverfde plankierbord de eenheid der twee gevelstukken als met één grote onderlijning andermaal tot één geheel bindt.
Het kapraam van het grote dak, met zijn gepast zolderdeurtje, het uilengat en de mollig afgeronde vorst, is sober en zit warm in het riet .
De schijnbaar onberedeneerde asymmetrische stand, waar­door het kapraam als het ware de kleine gevel en het kleine venster tegemoet komt, werkt heerlijk mee aan de samenspraak tussen gevel en dak. Boven de deur welft het rieten dak op tot een schelfgat.
De dubbele schoorsteen in de raakgevel van het dubbele dak bedient het hele huis, zowel de huiskamerkeuken onder het lage, als de grote „schone kamer" onder het grote dak. In de zware eiken moerbalk van de zoldering dezer zeer ruime kamer zitten nog de grote haken, waaraan destijds de rundskwartieren werden opgehangen na de slachting.
In een hoek van de zoldering bemerkt men nog de sporen van een vroegere wenteltrap met houten verdwenen deur, die toegang gaf tot de „beste kamer". Deze toegemetselde deur is in verband te brengen met die van de hoeve Verbraeken en met de nog bestaande van de hoeve Meirsman .
De voordeur is uiterst simpel en heeft een dicht bovenvenster met een paar erop geschilderde schuine kruishoutjes. Men komt de woning binnen langs een portaaltje, waar de zoldertrap staat.
De tochtdeur leidt naar de huiskamerkeuken, waar een grote open haard is. De binnenmuur tegenover de schouw, die deze kamer scheidt van een opkamertje en een tweede slaapkamertje, heeft een geraamte in vakwerk. In het middelpunt van het binnenhof, naast het notelaartje, staat een overdekte handpomp, en links van de hoeve is er een primitief hek opgetimmerd met eenvoudige materialen uit de streek. Dit alles draagt bij tot de soberheid van het geheel.
.De vloer is belegd met kleine, oude, rode tichels. In de zijgevel herkent men nog de sporen van een verdwenen deur, die toegang gaf tot de „beste kamer". De voordeur is uiterst simpel en heeft een dicht bovenvenster met een paar erop geschilderde schuine kruishoutjes.
Men komt de woning binnen langs een portaaltje, waar de zoldertrap staat.
De tochtdeur leidt naar de huiskamerkeuken, waar een grote open haard is. De binnenmuur tegenover de schouw, die deze kamer scheidt van een opkamertje en een tweede slaapkamertje, heeft een geraamte in vakwerk.
In het middelpunt van het binnenhof, naast het notelaartje, staat een overdekte handpomp, en links van de hoeve is er een primitief hek opgetimmerd met eenvoudige materialen uit de streek. Dit alles draagt bij tot de soberheid van het geheel.
De in stijl-en-berd overnaads getimmerde schuur rechts, neigt, wegens haar hoge ouderdom, met haar fluwelig bemost rieten dak eerbiedig naar het schilderachtig erf. Rechts tegenover de schuur staat de stal met het aanpalend karrekot. Zo wordt het binnenhof aan drie zijden omsloten, terwijl de vierde zijde uitgeeft op de baan.
Alhoewel ze van het Waaslandse type uit de Damstraat afwijkt door haar dubbel dak en door de verhoudingen der gevel­bestanddelen, valt het Waaslands karakter dezer hoeve onmiddellijk op
.Zelden zal het Vlaamse woord „schoon" zo passend gekozen worden als om zulk harmoniërend mensenwerk te midden natuur en leven van de mens te typeren.
De oude hoevenin het land van waas Dr. A. De Groodt 1955


Het Groenhof is de mooie hoeve op de Sint-Pietersdoorn, die in 1978 werd omgedoopt tot Sint-Bernardushoeve. Benevens het stijlvolle woonhuis staat er een merkwaardige schuur met karrekot. Dat karrekot was tot vóór een onlangse verbouwing nog het merkwaardigste van alles.


De gronden waarop de hoeve staat vielen
tijdens het hele Oude Regiem onder de rechtsmacht van de Bazelse schepenen, zoals de hele
Varenthoek waarin ze liggen. Hun rechtstreekse en enige heer was de graaf van Vlaanderen.
De man die de hoeve deed bouwen kan geen kleine boer zijn geweest.
Hij moet van geld hebben geweten. Hij moet ook zin en gevoel voor schoonheid hebben gehad.




Zogenaamd Groenhof met omhaagde boomgaard, woonhuis en dwarsschuur. Achterin gelegen woonhuis van zes traveeën en één bouwlaag onder zadeldak (nok loodrecht op de straat, golfplaten) voorzien van twee recente dakkapellen met zadeldakje van 1785 (gedateerde balkslof). Baksteenbouw op gecementeerde plint met een rechthoekig keldergat. Houten kruiskozijnen, ontlast door een rollaag; getralied en beluikt benedenvak. Spiegelboogdeuren in een geprofileerde, bepleisterde omlijsting, afgedekt met een gekorniste gebogen waterlijst met een zwakke sluitsteenaanduiding, houten middenkalf en getralied bovenlicht. Zijgevel aan de straat bezit vlechtwerk en een oculus en twee rechthoekige luiken in de geveltop. Achtergevel van zeven traveeën met rechthoekige deuren met houten latei, en rechthoekige vensters met arduinen lekdrempel en eveneens houten latei. Zowel voor- als achtergevel zijn voorzien van een kwartholle bepleisterde fries onder de gootlijst.
Bijna in het verlengde van het woonhuis, naar de straatkant toe, een grote bakstenen dwarsschuur met zadeldak onder rietbedekking.
Straatgevel met horizontale houten beplanking; rest versteend.
  • DE GROODT A., De oude hoeven in het Land van Waas, 1955, Antwerpen, p. 84.
Bron: Demey A. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Sint-Niklaas, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 7N1 (B-L), Brussel - Gent. Auteurs: Demey Datum tekst: 1981




Hoeve met losse bestanddelen (woonhuis, dwarsschuur, stallen). Ruim begraasd voorerf met gietijzeren ingangshek.
Woonhuis van het dubbelhuistype (voorgevel op het zuiden) van vijf traveeën onder zadeldak (nok parallel aan de straat, riet) voorzien van een dakvenster (oorspronkelijk twee) met beluikt kruisvenster als lichtopening en kleine steen met jaartal 1741. Verankerde gewitte bakstenen gevel op gecementeerde plint.

Beluikte en getraliede zandstenen kruiskozijnen met geprofileerde tussen- en bovendorpel onder een getoogde ontlastingsboog.
Jammerlijk gewijzigde rechthoekige deur. Gevel beëindigd op een geprofileerde band onder de dakrand. Zijgevel rechts met muurvlechtingen en een zandstenen kloosterkozijn. Rechts tegen het woonhuis: vrij storend recht bakstenen aanbouwsel onder lessenaarsdak. Aan de straatzijde indrukwekkende dwarsschuur onder golvend wolvedak (nok parallel aan de straat, riet) met een opwaartse welving boven de centrale menpoort. Muren, deels hout (horizontale beplanking), deels baksteen met bouwnaden duidend op verschillende stadia in het versteningsproces. Rechterzijgevel met klein beglaasd kapelletje. Haaks op het woonhuis (ten westen ervan) recentere stallingen (derde kwart van de 20ste eeuw) onder geknikt zadeldak.
  • DE GROODT A., De oude hoeven in het Land van Waas, 1955, Antwerpen, p. 43-44.