Polderblues.be

Leven, wonen en werken in het Waasland





In 1964 denkt men aan uitbreiding van de Antwerpse haven op de linker Scheldeoever.
De eerste plannen voorzien in een inname van 10.000 ha poldergebied. Na een nauwkeuriger onderzoek wordt de behoefte beperkt tot een 6.600 ha.
En dan start het afbraakproces van een poldergebied. De vruchtbare polder wordt geofferd voor een zeesluis, voor dokken, voor enkele fabrieken. Overal veel zand en woesternij, die de Kallose boer doet uitzwermen naar alle streken van België.




Dit 6.600 ha totaal ontsloten haven- en industriegebied, moest men bouwrijp maken en gebeurde in eerste instantie door het opspuiten van de polder tot een verhoogd niveau (ca. +2 tot +6 m en langs de Schelde tot + 8m).
Het materiaal voor deze ophoping kwam van onderhoudsbaggerwerken in de Zeeschelde en nadien ook van de graafwerken voor de bouw van de zeesluis van Kallo, van de tunnel onder het eerste havendok en van de volgende dokken.
Daarna kwam in tweede instantie de aanleg van de wegen, sommige als tijdelijk, later in gevorderd stadium als blijvend.
Als laatste liep door opspuitingen en het afsnijden van sommige watergangen de afwatering van polder en hoogland in het honderd, deze moest men ook herbekijken in het belang van de industrieterreinen.




.


Volgende polders waren ten dode opgeschreven:
Realpolder,Krankeloo, Melsele- en Beverenpolder (ten noorden van de expresweg Antwerpen-zeekust), Kallopolder, Sint-Anna-Ketenis met zijn potpolder, het Peerdeschor, Doelpolder, Oude Arenbergpolder, Nieuwe Arenbergpolder, Hoog-Verrebroek en Vrasenepolder (de laatste drie ten oosten van de lijn Verrebroek-Kieldrecht).

Woningen van de familie Frans Cole-Van Exaerde, de familie Van Exaerde en de families Mertens
Hoeve Paul Van Goey Nog resterende huizen aan de zeesluis.
Van schorre tot industrie
Het land van Beveren
Het land van Beveren,in zijn verste verleden een feodaal staatkundig geheel, gelegen aan de vloedlijn van de Schelde,groeide geografisch met het verleggen van deze lijn naar de scheldebedding toe,t.t.z. met de indijking die de geboorte van onze huidige polders betekenden.
Wij zouden bezwaarlijk een geografische streek kunnen vinden,waarvan het landschapsbeeld zo dikwijls en zo grondig werd gewijzigd als het poldergebied.Ter zelfdertijd wijzigde zich het economisch uitzicht en het sociaal leven.
Er is een tijd geweest dat deze streek onbewoond was en overspoeld werd door de wateren van een ongebreidelde stroom,de Schelde.
Dat was het rijk waar de visser zich zou vestigen.
Door de trage wijziging van dit waterlandschap,dat naar een gebied van slikken en schorren evolueerde,waar,tussen de kreken hier en daar hoogten bloot kwamen,kon de herder komen.
Op de natuurweiden van de schorren graasden schapen,die een wol van betere kwaliteit opleverden,wat men toeschreef aan het zoutgehalte van de bodem.In de glorietijd van de Vlaamse wolnijverheid werden de schorrengebieden langs de Schelde dan ook economisch rendabele gronden.
Het rijzen van het schorrengebied maakte het mogelijk langs de hoogst gelegen gronden de eerste dammen aan te leggen,die de eerste verbindingswegen waren en terzelfder tijd de gewone watervloeden weghielden van de best gelegen natuurlijke weiden. Intussen kwam ook de ondergrond,met zijn rijke turflagen,in de belangstelling.
Zo kwam de tijd dat de moerontginning in deze streek als rijke bron van inkomsten van grote betekenis werd.
Deze eerste bodemnijverheid,die tevens een drukke havenactiviteit meebracht,spijsde in niet geringe mate de kas van de graaf van Vlaanderen,die ook heer van Beveren was.
Daar de primitieve dammen geen voldoende vrijwaring gaven aan de natuurlijke weiden en de moerontginningen,kwam men tot het optrekken van hogere dijken.De grote veiligheid en ook de vordering in het afgraven van de moerengronden,deed de labeurgronden ontstaan en de aangelegde weiden.
De boer kwam in de plaats van de herder en de moerdelver:hij herschiep de schorren en woestijnen (afgegraven moergronden)tot vruchtbare poldergrond. De boer-en de kloosters en patriciërs-hebben jaren gevochten tegen het water: het opperwater van de neerslag,en het scheldewater. Twee zorgenkinderen hebben eeuwenlang hun arbeid en hun kapitaal opgeëist:de dijken en de afwateringskanalen met de aangepaste sluizen. Dat is de glorietijd en de economisch rijke tijd van deze streek van noeste boeren geweest. Rond het boerenbedrijf ontstonden de andere bedrijven die er van of voor leefden en deze strekte zich ook uit buiten het poldergebied.Het centrum Beveren,met zijn markt,werd een landbouwcentrum van grote betekenis. Na de visser,na de herder,na de moerdelver,na de boer komt nu de arbeider in moderne fabrieken.Na de wijdse vlakten van de polders komt de verkaveling in fabrieksterreinen.Na de verzuiping door het Scheldewater komt de versmachting onder de baggerspecie van dezelfde Schelde.Na de wuivende populieren komen de fabrieksschouwen.
Na de bloesem van onze boomgaarden,komt de sluipende walm van de industrie. Evolutie….en toch een zekere terugkeer naar een vroegere-zij het dan een bodemindustrie-en een vroegere havenactiviteit-zij het dan zeer bescheiden industrie van moertransporten.
(R.Van Gerven)


Thermische centrale EBES-Kallo 1967 (1972):

 

De centrale een vertrouwd beeld is reeds uit het landschap verdwenen.



Voor EBES Kallo werd 70 ha poldergrond in beslag genomen, aan de "Baarzenput" van St-Marie gelegen tussen de Schelde, de dijk naar het fort De Perel, de Melkader tot aan de sluizen, de Kapeldijkstraat en de grens met Melsele tot aan fort St-Marie.



N.V. Progil 1972:



Bayer:


Dijkvorming
Dijkvorming
Weg naar Bayer


Montage
Uitbreiding
Palen

 

Haltermann:


Grond Haltermann
Grond Haltermann


Collectie Jef Cleiren