Polderblues.be

Leven, wonen en werken in het Waasland






Geschiedkundige nota's over Parmavaart, De Linie en Fort St Jan:

Het mag wel treffend heten hoe, te Kenizeke en in de omgeving, het landschap zelf de sporen heeft bewaard van lang voorbije oorlogen en daaruit zelfs nog sierlijkheid heeft gewonnen.
Parmavaart
Het is niet zo gemakkelijk de oude loop van de Parmavaart juist uit te stippelen en het is nog moeilijker met zekerheid aan te wijzen wat er thans nog van overblijft.
Deze streek werd door overstroming geteisterd en kreeg bij de wederindijking een totaal verschillend uitzicht, zodat men bv. moeilijk kan uitmaken of een kreek een overblijfsel is van de oude vaart of van een inscheuring der overstroming.
Men mag zich ook de Parmavaart niet voorstellen als een echt, op heel zijn lengte uitgegraven kanaal.
Zij was veeleer een noodweg, waarvoor alle bevaarbare wegen werden verbonden door enkele uitgravingen, en die voor de laagste gedeelten eenvoudig gericht werd over de overstroomde landen heen.
In 1584 zou Alexander Farnese, hertog van Parma, er alles op zetten om Antwerpen in handen krijgen.
Hij besloot daartoe tot een blokkade, met afdamming van de scheepvaart, door het bouwen van de Farnesische brug te Kallo, aan Fort St-Marie.
Om echter het materiaal voor de brug van uit Gent langs de Schelde. aan te voeren, diende Antwerpen vermeden te worden.
Parma liet de schepen te Burcht de Schelde verlaten door een bres in de dijk en leidde ze over de overstroomde velden van Melsele, om verder, bij Kallo, weer de Schelde te bereiken.
Dat lukte evenwel maar eenmaal, want de Antwerpse belegerden zouden de bres van Burcht streng bewaken.
Om een nieuwe aanvoer van veertig schepen met materiaal uit Gent tot Kallo te brengen, vatte Farnese het vernuftige plan op de vloot te leiden langs de Gentse vaart naar Stekene (tot het later fort St-Jan ), een toegangsweg te snijden naar het overstroomde gebied, aldaar het laagste gedeelte te volgen langs geiden en oude waterlopen ( Melkader ), om langs een bres aan het fort de Perel weer in de Schelde uit te monden.

De Linie en het Fort St Jan
Bij de aanvang van de Erfenisoorlog (1700-1713), toen Frankrijk de erfenis van Karel II opeiste en de coalitie Frankrijk-Spanje de strijd hernam tegen liet verbond Holland-Engeland, werd door de Fransen een versterkte linie aangelegd om Vlaanderen tegen de invallen van Hollandse garnizoenen te beveiligen.
Het was een groots verdedigingswerk, waaraan heel de bevolking van Noord-Waasland moest medewerken om het in een goed jaar tijds te voltooien. Hier liep de linie van aan de Schelde (Perel), met tussenschansen te Doel (St-Antonishoek - Pas - Crèvecceur), naar Kieldrecht (Fort Verboom), verder langs de Koningsdijk, waarin het Fort Bedmar werd gevestigd, door Rode Moer en Stropers — waar wij nog duidelijk de linie in haar zig-zag-lijnen van aarden dam en water kunnen volgen     naar het Fort St-Jan, om dan verder naar liet Westen doorgetrokken te worden.
Het Fort St-Jan was de sleutelplaats van de gehele verdediging. De vaart naar Hulst werd er in afgetakt; de baan. naar Hulst liep er door, zodat de toegang naar dit stadje onder controle lag, en in dit werkelijk groot fort was liet hoofdkwartier gevestigd voor de leiding van de krijgsoperaties tot verovering van Hulst.
Deze linie was ontworpen en uitgewerkt door de grote vestingsspecialisten de Montesquiou, Bedmar, eerboom en Vanban.
Om die linie zou jaren lang fel gevochten worden, eerst in gunstige zin voor de Fransen, doch van af 1705 moesten deze laatsten wijken.
In deze strijd stonden grote veldheren tegenover elkaar : tegenover de hogergenoemde Fransen. trof men bij de Hollands-Engelse verbondenen de Spar, Coehoorn en de beroemde hertog van Malborough.
De jarenlange strijd eindigde eerst in 1713 met de Vrede van Utrecht en het Barreel-tractaat.
Jozef De Wilde

Aan fort St Marie waar eens de brug van Parma had gelegen.